Hij heeft al vele jaren interesse in de endocriene oncologie en is op 8 mei jl. aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam gepromoveerd op het onderwerp Neuro-endocriene tumoren: prognose, behandeling en kwaliteit van zorg. Dr. Wouter Zandee, kersvers endocrinoloog, noemt de endocriene oncologie een uitdagend vakgebied: “Met name de combinatie van de anti-tumorbehandeling met de behandeling van hormoonproductie maken het voor mij interessant. Daarnaast vind ik het behoud van de kwaliteit van leven bij deze patiënten inspirerend, juist omdat endocriene tumoren vaak een relatief goede prognose hebben.” De kwaliteit van leven van patiënten met hormoonproducerende neuro-endocriene tumoren (NET) kwam dan ook in verschillende van zijn onderzoeken terug.
“Een van de onderzoeken in mijn proefschrift gaat in op het meten van de afbraakproducten van serotonine (5-HIAA) bij NET-patiënten met het carcinoïd syndroom”, begint Zandee. Serotonine is de veroorzaker van het carcinoïd syndroom, dat zich kenmerkt door diarree en opvliegers. “Wij hebben onderzocht wat de waarde is van het bepalen van 5-HIAA bij deze patiënten en of de 5-HIAA-concentraties mogelijk voorspellend zijn voor de overleving.” Uit de resultaten bleek inderdaad dat serotoninesecretie bij dunne darm- en pancreas-NET geassocieerd is met een kortere overleving (slechtere prognose). Zandee relativeert deze bevinding echter wel: “Andere biomarkers als chromogranine A, tumorgraad en tumorstadium blijken belangrijkere prognostische markers te zijn. Of een hoger serotoninegehalte een relevante biomarker is, is dan ook de vraag. Het is namelijk onduidelijk of de overleving daadwerkelijk bepaald wordt door de serotoninesecretie, of dat een hogere secretie geassocieerd is met uitgebreide ziekte en dat laatste de overleving bepaalt.”
Screenen
Omdat serotonine wegens sterk fluctuerende spiegels moeilijk in het bloed te meten is, worden de afbraakproducten ervan in de urine bepaald. In veel centra wordt voor het meten van 5-HIAA de 24-uursverzameling van urine gebruikt. Zandee: “Het is voor patiënten echter behoorlijk bewerkelijk om 24 uur lang al hun urine op te vangen. In het begin van de ziekte is het zeker belangrijk patiënten met een dunne darm-NET te screenen op secretie van serotonine, maar je kunt je afvragen of de 24-uursurine bij ieder controlemoment afgenomen moet worden, zeker wanneer 5-HIAA niet de beste voorspeller voor de overleving blijkt te zijn.”
Mogelijke aanvullende indicaties PRRT
Naast het onderzoek naar serotoninesecretie heeft Zandee verschillende studies gedaan naar de behandeling van patiënten met een hormoonproducerende NET met 177Lutetium-DOTATAAT (peptide receptor radionuclide therapie, PRRT). PRRT is geregistreerd voor niet-reseceerbare of gemetastaseerde, progressieve, goed gedifferentieerde, somatostatinereceptor-positieve gastro-entero-pancreatische NET. “In mijn proefschrift hebben we een aantal mogelijk aanvullende indicaties voor PRRT onderzocht, waaronder paragangliomen en hormoonproducerende pancreas-NET”, zegt Zandee. Gemetastaseerde paragangliomen blijken bijvoorbeeld goed op PRRT te reageren, maar ook voor de hormoonproducerende pancreas-NET is een aantal interessante bevindingen gedaan. “Bij de behandeling van bijvoorbeeld insulinomen en VIPomen bestaat het risico van hormooncrises. Maar wanneer deze patiënten adequaat voorbehandeld worden, kan PRRT relatief veilig gegeven worden. Het resulteert dan bij 59% van de patiënten in afname van de grootte van de tumoren (vergelijkbaar met niet-producerende pancreas-NET)”. Een andere belangrijke bevinding was dat PRRT zorgde voor een significante afname van de hormoonproductie (71% van patienten), die bovendien langer aanhield dan de tumorrespons. “Dit betekent”, legt Zandee uit, “dat tumoren weer progressie vertoonden op CT, zonder dat dit leidde tot hernieuwde toename van de hormoonproductie. Voor patiënten met klachten van de hormoonproductie kan dit van groot belang zijn.”
PRRT bij carcinoïd syndroom
De eerstelijnsbehandeling voor NET-patiënten met het carcinoïd syndroom zijn de somatostatine-analogen (SSA’s). PRRT wordt gegeven in de tweede behandellijn. Zandee: “Patiënten zonder radiologische tumorprogressie hebben geen reden om van een SSA over te stappen op PRRT. Maar er is een groep patiënten die ondanks de maximaal te tolereren dosis SSA’s klinische klachten blijft houden van het carcinoïd syndroom. We hebben een kleine groep van 23 van deze patiënten behandeld met PRRT. We zagen bij hen een afname van de stoelgangfrequentie, het aantal opvliegers en een trend naar een betere kwaliteit van leven.”
Verder bekwamen
Nu hij zijn promotie achter de rug heeft en net zijn opleiding tot endocrinoloog heeft afgerond, is Zandee tijdelijk werkzaam geweest bij de Ziekenhuisgroep Twente. Per 2020 zal hij zijn werkzaamheden voortzetten in het Universitair Medisch Centrum Groningen. “Ik hoop mij daar verder te bekwamen in de endocrine oncologie en zo patiënten met NET of schildkliercarcinomen een afgemeten behandeling te geven, gericht op de kwaliteit van leven”